Introductie over de theorie en praktijk van diepte zien

17 september 2014

Het binoculair zien is een fundamenteel deel van onze totale visuele waarneming. Wanneer beide ogen hun werk doen en de hersenen het linker en rechter beeld laten samensmelten tot een driedimensionaal beeld is ons zicht volledig. Dankzij het binoculair zien kunnen we onze handelingen met onze beide handen voortreffelijk coördineren, kunnen we afstanden goed inschatten en zien we de omgeving in een volledig ruimtelijk perspectief. Klinische afwijkingen veroorzaken problemen voor de patiënt.

Introductie over de theorie en praktijk van diepte zien

Normal Binocular Vision

Maar voor onderzoek naar de mate van afwijking in het binoculair zien, het stellen van een diagnose en het maken van een plan van aanpak is het noodzakelijk dat de oogarts volledig op de hoogte is van de theorie, de resultaten van wetenschappelijk onderzoek en van praktische aspecten van het diepte zien. Het studie- en praktijkboek Normal Binocular Vision is een nieuw studieboek voor studenten optometrie, orthoptie, oogheelkunde en ook van de psychologie. De auteurs geven een uitgebreide introductie over het fenomeen van het binoculair zien. Zij bespreken de ontwikkelingen van het zien van diepte en de normale kenmerken van het binoculair zicht bij kinderen.

Ook de effecten van fouten of tekortkomingen in de binoculaire motorische controle en de sensorische versmelting van de linker en rechter afbeeldingen door onze hersenen zijn helder beschreven. Dankzij proefjes is het mogelijk om al snel het effect van het zien met twee ogen zelf te ontdekken. Vooral bij kinderen wordt dan een verrassend optisch effect waargenomen door het “gat” in je hand. Van uiterst praktische waarde is de bijdrage over het dominante oog. Volgens de auteurs hebben de meeste personen een dominante hand, voet en oog. Bij ruim 60 % van de mensen is het telkens de rechterzijde die dominant is. Het is voor de oogarts en de optometrist van belang om vast te stellen welk oog dominant is. De auteurs bespreken een veel gebruikte methode. Aandacht is er ook voor het verschijnsel dubbelzien. De lezers maken tevens kennis met allerlei specifieke onderzoeksmethoden om de kwaliteit en volledigheid van binoculair zien vast te stellen. Vanaf hoofdstuk 7 behandelen de auteurs oogbewegingen, de visuele reactie op dichtbij staande objecten.

Introductie over de theorie en praktijk van diepte zien - 2
De onderdelen van de bekende TNO-stereotest, die geschikt is voor kinderen en volwassenen. Afbeelding uit catalogus Oculus te Wetzlar (D).

In het hoofdstuk Diepte Zien komt specifiek de stereoscopische waarneming uitgebreid aan de orde. Het zien van diepte is in werkelijkheid een mengeling van monoculaire en binoculaire visuele licht- en beeldindrukken. Begrippen als binoculaire dispariteit, het Pulfrich effect, pseudostereoscopie, stereopsis en het fenomeen van een random-dot-stereogram komen uitgebreid aan de orde en zijn ruim voorzien van illustraties. De auteurs blikken even terug naar de uitvindingen, constructies en beschrijvingen van de Wheatstone-, de Brewster- en de Holmes-stereoscoop. De eerste stereoscoop ter wereld is de spiegel stereoscoop van Sir Charles Wheatstone (1802-1875) uit het jaar 1838. Later ontwierp Sir David Brewster (1781-1868) speciale lenzen voor de stereoscoop. Met de TNO-stereotest is het mogelijk om het diepte zien te onderzoeken. Elk hoofdstuk eindigt met testvragen over de inhoud van het behandelde onderwerp. Het studie- en vakboek sluit af met beschrijvingen van een aantal experimenten in het binoculair waarnemen, een uitgebreid overzicht met referentiebronnen, een verklarende woordenlijst en een trefwoordenregister. De auteurs zorgden voor een evenwichtige verdeling tussen teksten en afbeeldingen.

ISBN 978-1-4051-9250-7, “Normal Binocular Vision”, David Stidwill en Robert Fletcher, Wiley-Blackwell Publishing, 2011, 272 pagina’s.


Gerelateerde artikelen