Voor gloeilampen eindigt de productie

21 februari 2014

Een expositie in het Museum voor de Geschiedenis van de Wetenschappen bracht alles over de elektrische gloeilampen en het unieke besluit van het Europarlement om de gloeilampen vanaf 2012 in de ban te doen.

Voor gloeilampen eindigt de productie

Gloeilicht - nu het einde nadert ...

Een bijzondere geschiedenis wordt er dan geschreven. Voordat het echter zover is dat de laatste gloeilamp wordt verkocht liet het museum in de compacte expositie “Gloeilicht. Nu het einde nadert …” haar bezoekers nu al genieten van de prachtige constructies, soorten, modellen en vormen van authentieke gaslampen, olielampen en vooral van gloeilampen. Op 17 februari 2009 beslisten 27 ministers voor energie in de Europarlementcommissie van milieu over het verkoopverbod van gloeilampen. De meest energieverbruikende gloeilamp van 100 watt moet al na 1 september 2009 uit de schappen van de winkels verdwenen zijn. Daarna verdwijnen er jaarlijks andere vermogens. Dan zullen de Europeanen op spaarlampen, halogeen- of op led-lampen overschakelen. Na 2016 mogen halogeenlampen ook niet meer verkocht worden. De gloeilamp is vanaf 1 september 2012 geschiedenis binnen de Europese Unie. In samenwerking met expert en verzamelaar Antoon Devogelaere brengt het museum aan de hand van meer dan honderd unieke stukken het verhaal en de ontwikkelingen van het gloeilicht tot en met gloeilampen. Tijdens de wereldtentoonstelling in Parijs in 1881 werden de eerste elektrische kooldraadgloeilampen aan de bezoekers getoond. Deze nog kleine lampen waren in theorie geschikt voor de verlichting van de huiskamer. De elektriciteitsnetten van die tijd waren nog maar beperkt in aanleg, waardoor ook de toepassing beperkt was.

De grote namen uit de begindagen van het gloeilicht waren Edison, Swan, Nothomb, Maxim, Lane-Fox Pitt en de Khotinsky. In 1885 startte Auer een ware revolutie met de ontwikkeling van het gloeikousje. Al heel snel overtrof het gasgloeilicht de toen bekende kwaliteiten en kwantiteiten van het licht van de kooldraadlampen. Dit was ondermeer het gevolg van het gebruik van kunstzijde voor de massaproductie van gloeikousjes en de introductie van een specifieke brander met een hangend gloeikousje. Na 1885 kende de kooldraad- lamp geen noemenswaardige vooruitgang meer. De uitvinding van de Nernstlamp in 1900 luidde een nieuw tijdperk in. Na het jaar 1918 brak het elektrisch gloeilicht pas echt door, dankzij de uitbreiding van het elektriciteitsnet en de bouw van centrales.

In de expositie is ook bijzondere aandacht voor de kleurrijke reclames op affiches, emailleborden, kaarten en verpakkingen. Rond 1910 barst een concurrentiestrijd los tussen fabrikanten en verkooporganisaties van gloeilampen en gloeikousjes. Bij deze mooie samengestelde expositie verscheen een geïllustreerde catalogus met leerrijke interessante beschrijvingen en veel foto’s. Nog te koop in de webshop van Optische Fenomenen.

Museum voor de Geschiedenis van de Wetenschappen, Krijgslaan 281 (S30, Campus Sterre), B-9000 Gent, www.sciencemuseum.ugent.be.


Gerelateerde artikelen