Binoculaire waarneming en stereoscopisch zien

6 juni 2017

Het omvangrijke studieboek en naslagwerk “Binocular Vision and Stereopsis” bevat alle verzamelde kennis en resultaten uit belangrijke onderzoeken over het binoculair zien. De auteurs Ian P. Howard en Brian J. Rogers leggen tevens een nadruk op de rol van de visuele perceptie in de wereld van de driedimensionale waarneming van scene’s en objecten. Bovendien is deze uitgave één van de meest omvangrijke leerboeken in het vakgebied van de visuele perceptie. De leerstof is verdeeld over zestien hoofdstukken.

Binoculaire waarneming en stereoscopisch zien

Binocular Vision and Stereopsis

De auteurs geven in het eerste hoofdstuk een introductie over de verschillende onderwerpen in het boek. Zij verklaren de verschillen tussen binoculair zien en stereoscopisch zien en kijken met plezier en uitgebreid terug op de historische feiten uit de ontwikkelingen in de optische en visuele waarneming. Ook de eerste ontwikkelingen van de standaard fotografie en later die van de stereofotografie zijn ruim in beeld gebracht. Dit gedeelte eindigt dan ook met de behandeling van diverse stereoscopische technieken:
• de spiegel stereoscoop
• de prisma stereoscoop
• de anaglyfen
• de polaroid stereoscoop
• de sluiter stereoscoop
• computer-gegenereerde holografie
• autostereogrammen
• lenticulair stereogrammen
• random-dot autostereogrammen.

In de hoofdstukken daarna komen onder andere aan de orde het kijkveld van onze ogen in samenhang met de optische en de visuele as en de onderlinge samenwerking van beide ogen. De auteurs bespreken daarbij een aantal testmethoden en de bijbehorende apparaten. In hoofdstuk 3 bespreken zij het functioneren van onze zintuigen en in het bijzonder dat van ons kijkgedrag en de reacties op externe prikkels. In het hoofdstuk “De fysiologie van het binoculair zien” wordt uitgebreid ingegaan op de bouw van het oog en in het bijzonder op de gecompliceerde structuur van het netvlies. De auteurs bespreken de grenzen van het stereoscopisch zien, de optredende afwijkingen in het zien van diepte en de verschillende testmethoden om dit te kunnen onderzoeken.

De mate van dominantie van één van de ogen speelt een belangrijke rol in de mate waarin een mens optimaal stereoscopisch kan zien. De auteurs geven daarover duidelijke wetenschappelijke beschouwingen. Zij bespreken voorts de verschillende bewegingen van en in onze ogen bij de waarneming van scene’s en objecten in allerlei licht en donker omgevingen. Zowel de scherpte van de waarneming van beelden, als de contrastwerking bij het zien van diepte zijn telkens onderhevig aan veranderingen.

Er is telkens sprake van een verschijnsel van interactieve processen tussen het dieptecontrast, luminantie en het stereozien bij de visuele waarneming. Met diverse wetenschappelijke proeven tonen zij deze verschillen aan. De lezer maakt kennis met de verschijnselen van het Pulfrich effect, van nabeelden en het effect van het waarnemen met een te dominant oog. Om het leerboek en naslagwerk compleet te maken is er aandacht besteed aan de ontwikkeling en de pathologie van het binoculair zien bij mensen en eindigt het geheel met de behandeling van het binoculair zien bij dieren.

Een zeer uitgebreid overzicht met referentiebronnen en een trefwoordenregister sluiten dit zeer gedegen, maar overigens goed leesbare wetenschappelijke leerboek af. Enkele afbeeldingen zijn in kleur gedrukt.
Het boek is een aanbeveling voor studenten in de oogheelkunde, oogartsen, optometristen en voor alle bibliotheken in medische centra, hoge scholen, instituten en universiteiten.

ISBN 0 19 508476 4, “Binocular Vision and Stereopsis”, Ian P. Howard en Brian J. Rogers, Oxford University Press, 1995, 736 pagina’s.